Wilde niet die vrouw met kanker zijn - gezegd en gezwegen | ANBO-PCOB
Gezegd en gezwegen

Ik wilde niet dat de borstkanker mijn leven zou overnemen

 •  Leestijd: 5 minuten

Het kan wel of niet goed zijn. Dát dacht ik op de avond voor ik naar het ziekenhuis ging om een ingetrokken tepel te laten onderzoeken. En meteen daarna: als het niet goed is, moet ik het iedereen gaan vertellen. Dat is zo vreemd, dat je op zo’n moment niet aan jezelf denkt, maar aan al die mensen die het te horen krijgen. Je weet dat kanker inslaat als een bom, het is iets heel anders dan dat je bijvoorbeeld vertelt dat je reuma hebt.

Ik kreeg te horen dat het niet goed was en dat ik een operatie kreeg en behandelingen. Het was alsof ik een klap tegen mijn hoofd kreeg, ook al werd me direct verteld dat ik er niet dood aan zou gaan, dat het goed te genezen was. Nu moest ik het mensen gaan vertellen en zouden zij mij zien als “die vrouw met kanker”. Terwijl ik er zelf nog aan moest wennen en er ook nog niets van voelde. Ik wilde niet die vrouw met borstkanker zijn, maar gewoon Sarah, die toevallig in haar borst wat cellen heeft die zich verkeerd gedeeld hebben.


Nu moest ik het mensen gaan vertellen en zouden zij mij zien als “die vrouw met kanker”.


Mijn man en ik hebben eerst de kinderen gebeld, dat was wel het moeilijkst. Daarna volgden de telefoontjes met vrienden, familie en collega’s. Ik vertelde hun er meteen bij dat de kanker goed te behandelen was, zodat ze niet allerlei doodscenario’s in hun hoofd kregen. Na een week of twee had ik de belangrijkste mensen gehad en stapte ik over op het sturen van mailtjes. En ik begon een app-groep waarin ik mensen op de hoogte hield van het verdere verloop.

Mensen reageerden heel verschillend. Ik kreeg enge verhalen te horen, bijvoorbeeld over de terugkeer van kanker na het afzetten van twee borsten. Ik had vriendinnen die zich té goed inleefden; een van hen riep na mijn woorden over het mogelijk verwijderen van een tepel geschokt uit: “Dat is echt een verminking!” Fijn was het niet, maar iedereen bedoelde het goed. Daarom besloot ik om mensen hun onhandigheid te vergeven. En ik leerde ervan. Als iemand begon te reageren op mijn verhaal, riep ik nog even snel: “Ik wil alleen maar positieve dingen horen!” Zo heb ik heel wat enge verhalen buiten de deur kunnen houden.


Ik wil alleen maar positieve dingen horen! Zo heb ik heel wat enge verhalen buiten de deur kunnen houden.


Met een paar mensen liep de relatie al een tijdje niet zo lekker en die heb ik niets verteld over mijn ziekte. Ik had gewoon geen zin daar moeite voor te doen. Ze zouden waarschijnlijk toch alles op zichzelf betrekken en mijn ziekte gaan duiden. Een van hen weet het wel en woont vlakbij. Laatst zag ik hem snel wegfietsen toen ik eraan kwam.

Waar ik meer aan had, waren de mensen die positief bleven, zoals de vriendin die zei: “Als ik dit zo hoor, komt het gewoon helemaal goed.” Want of je wilt of niet, er gaan toch allerlei enge scenario’s door je hoofd. Dan helpt het niet als mensen dingen zeggen die te veel tot de verbeelding spreken. Ik denk niet dat ik zaken echt wegstop, maar ik heb wel grenzen. Er zijn gedachten die ik niet wil, niet te vaak, niet te lang. Want het is nu niet aan de orde en je kunt jezelf er gek mee maken. Mocht het over een paar jaar toch niet goed blijken te zijn, dan zien we dat dan wel weer. Ik wil de periode tot dat eventuele moment niet laten bepalen door nare gedachten. Die zijn er wel, maar ik wil ze in toom houden.

Het is inmiddels ruim een half jaar na de operatie en de bestraling. Voorlopig ben ik uitbehandeld. Alles is schoon weggehaald, er waren geen uitzaaiingen. Mensen vragen meestal nadrukkelijk aan me hoe het met me is. Vaak vertel ik dan kort dat ik me prima voel en wanneer ik de volgende controle heb. Met goede vriendinnen gaat het dieper, met hen praat ik ook over de angst dat het terug kan komen. Maar soms heb ik helemaal geen zin om erover te praten, het is er al zo vaak over gegaan.

Mannen vinden het vaak moeilijker om erover te beginnen dan vrouwen. Soms vragen ze pas bij het weggaan: “Hoe is het trouwens met eh…” Niet alle mannen hoor, maar ik denk dat vrouwen meer gewend zijn om over hun gevoelens te praten. Natuurlijk hoeft het ook niet altijd over die ziekte te gaan. Maar als er níets gezegd wordt, is het toch een soort olifant in de kamer. De oplossing is dan om gewoon te vragen of iemand erover wil praten of niet. Dan geef je de ander de ruimte.

Het woord kanker slaat nog steeds in als een bom, ook al zijn er veel soorten en betekent de ziekte lang niet voor iedereen een doodvonnis. Ik denk dat veel mensen bang zijn dat ze kanker hebben zonder het te weten. Ik vond het de eerste dagen ook moeilijk om het woord kanker te gebruiken. In het eerste telefoontje noemde ik het een tumortje, maar na een paar gesprekken ben ik het gewoon borstkanker gaan noemen. Ook om mezelf voor te houden: je hebt het echt, het is wat het is. Ik had de meest gunstige vorm, ingekapseld en klein. Toch had het veel impact. Als mijn beste vriendin het zou hebben, zou ik ook overstuur zijn. Het goede nieuws vertelde ik er daarom snel bij, natuurlijk ook voor mezelf. Ik weet niet hoe ik ermee om zou zijn gegaan als ik slechter nieuws had gekregen.

Mijn man is overal mee naartoe gegaan. Iemand wees mij erop dat ik steeds in de wij-vorm sprak. Dat klopt, want we hebben alles samen meegemaakt. Van de euforie door de morfine tot het aandoen van mijn beha na de operatie. Ik denk dat we daardoor closer zijn geworden.

Ik wilde niet dat de borstkanker mijn leven zou overnemen. Daarom ben ik veel gaan wandelen en blijven werken. Je mag ook best een beetje egoïstisch zijn en de regie pakken over hoe jij wil dat mensen met jouw ziekte omgaan. Ook daarom beschermde ik mezelf tegen sommige gesprekken. Ik voel me nu goed, maar weet dat er toch elk moment iets kan gebeuren. Niet alleen dit, maar ook andere dingen – een ongeluk, iets met je naasten. Die pech hoort bij het leven.